![]() Paasmorgen 1965. Ik ben negen, we vertrekken uit Nunspeet naar de kerk van Diever. Daar staat dominee Theo Rutgers, vriend van mijn ouders. Ik zit gezellig onder naast mam, pap staat bij het orgel. Daar speelt hij trompet. Zo schalt na de preek uit de hemel Trumpet Voluntary van Henry Purcell. Ik glim van trots. De Heer is nu werkelijk opgestaan, mijn muzikale vader verkondigt dit evangelie met muziek. Op paasmorgen, bij optochten en in de hemel horen herauten en trompetten. Wanneer we naar de hemel gaan worden we zeker en vast binnengehaald met de blaasmuziek van Gé Reinders of van het Leger des Heils, of zoals pa geloofde: met de dixielandmuziek van (de onlangs overleden) Chris Barber. En of die hemelpoort nu bestaat of niet, ik geloof het graag. Ik had een non-conformistische vader. Een rebel, een versierder, een socialist, een bevindelijk christen: een gedrevene. Mijn moeder was ingetogen en ernstiger. Wij vier kinderen hebben een plek tussen beiden gevonden. Soms vind ik het spijtig dat ik hoofdzakelijk door mijn moeder ben opgevoed, maar zo waren de rolpatronen in die dagen. Ik ben dankbaar dat (dankzij het feminisme) opvoeden in deze tijden gemeenschappelijker gaat. In elk geval heb ik méer kunnen genieten van het opvoeden mijn beide boys dan mijn vader van zijn vier kinderen; hij was vaak afwezig. Hoe dan ook draag je beide ouders in je mee, en met een verwonderde glimlach zie ik in mijn eigen kinderen trekken van mijn beide ouders terug. Ja; zo bezien is het goed mogelijk in opstanding te geloven. "Het ontroerde me toen ik de reparateur er een paar toonladders op hoorde blazen." Deze week reed ik mijn moeder voor haar tweede coronaprik. Ik merk dat gevaccineerde mensen hand over hand hun sociale leven terugkrijgen. Ik leef met jullie mee en ben oprecht trots op een land waar mensen van 80+ of met downsyndroom vóórgaan in de lange rij. “De eersten zijn de laatsten”, zingen we immers en dat horen kerken voor te leven. Dit Paaslied was ook mijn pa’s lied. Kort na het optreden in Diever kreeg mijn vader zo’n kiespijn, dat hij het hele spul in één keer eruit heeft laten trekken en kon hij niet meer zo makkelijk op zijn trompet blazen. Pa was, zei ik al, nogal radicaal. Sindsdien heeft hij zijn toeter niet meer aangeraakt. Het mondstuk raakte zoek, het koffertje verdween; het instrument stond te vergelen en vergeten op de boekenkast bij mijn moeder. De dag van de eerste prik had ik de trompet weggebracht voor reparatie. De dag van de tweede prik kreeg ik pa’s trompet terug. Het had drie weken geduurd en het is een dure grap geweest. Maar wat wil je? Honderd jaar oud, vijftig jaar niet meer op geblazen. Het blijkt een bes-cornet. Het ontroerde me toen ik de reparateur er een paar toonladders op hoorde blazen. Hij staat zilverig naast me te blinken.Wie weet kan ik komende pa(..)sen “lang zal die leven in de gloria” blazen, ik heb me net tenminste opgegeven voor een onlinecursus trompetteren. Vaak vertel ik bij een uitvaart het verhaal van de oude boom en de jongen die er een tak van afzaagt. Na drie dagen komt de jongen terug en de boom rilt van angst. Totdat de jongen een liedje speelt op zijn uitgesneden fluit en de boom beseft dat hij niet alleen voortleeft in het ruisen van de takken, maar ook in de blaasmuziek. Daarna speel ik op de fluit die ik als twaalfjarige jongen van mijn vader kreeg. Nog even terug naar mijn vader, nu ik hem toch na vijf jaar weer tot leven heb gewekt. Want hij was ondeugend en had ontegenzeggelijk humor. Van twee van zijn uitspraken heb ik tegeltjes gemaakt: “Geloof hoop en liefde, en de meeste is de humor” en “Het belangrijkste woord in de Bijbel is het woordje toch”. Met kleine Delftsblauwe lettertjes daaronder staat: Pa’s moppen. "Ik vermoed dat in mijn geloof de melodie belangrijker is dan tekst." Ik moet ook aan mijn vader denken bij deze prent uit 1959, van Norman Rockwell. Ik groeide namelijk op in Nunspeet, een bolwerk van de gereformeerde bond. Mijn pasgeboren zusje mocht niet gedoopt worden omdat we een affiche van de PvdA voor het raam hadden hangen. Zo werd mijn diep-gelovige vader een kerkweigeraar en een “doe het zelf christen”. Ik was twaalf en al bleven mijn ouders liever in bed, ik ging wel (ben nou eenmaal behept met een religieus gen). Niet meer naar de Bond (wat duurden de preken daar lang!), maar ik heb alle kerken in de buurt op zondag bezocht: de RK, gereformeerden, Baptisten, Jehova’s, het CJV en ben tenslotte blijven plakken bij de zondagsschool van de NPB. Daar zongen ze naast Kinderen van één vader ook liedjes van Johannes de Heer en er was een jongen met een gitaar, en of ik zin had mee te fluiten? Ik vermoed dat in mijn geloof de melodie belangrijker is dan tekst. C’est le ton qui fait la musique. Dus, nu: online bes-cornet les. Deze c-periode biedt ook de mogelijkheid om nieuwe vaardigheden te leren. Merken jullie immers net als ik, dat het gebrek aan sociaal contact iets van je afneemt en dat het je kleiner kan maken? Ik tenminste voel regelmatig de spiraal naar beneden aan me trekken. Dan besef ik, dat ik tegen de stroom in moet zwemmen; dat ik niet mag gaan meehuilen met de wolven in het bos. Ik moet me verzetten, ik moet opstaan en blijven geloven. En al klinkt mijn geblaas nu nog betoeterd: het gaat me voorwaar nog lukken ook. In Paasnaam. Zie ook: www.krik.nl
0 Comments
![]() Nadat ik eind november 2019, bij de vrijzinnigen in Veenendaal de gedachtenisdienst geleid had, bezocht ik daar vlak bij de plek waar dominee Bastiaan Jan Ader op 20 november 1944 gefusilleerd is. Er lagen bloemen op het monument. Dat ontroerde en verwarde me. Zonder zijn gewelddadige dood had ik hier niet gestaan. Het verhaal van de dominee: ik moet daar wat mee. Mijn vader was WIKA (“Werker in Kerkelijke Arbeid”). In 1951 kreeg hij een betrekking in Drieborg (Oost-Groningen) namens de dominee Aderstichting voor “werk onder de randkerkelijke jongeren”. Dat deed hij met accordeon en frisse overmoed. Toen en daar ontmoetten mijn ouders elkaar. Ze trouwden in 1955, mevrouw Ader staat met hen op de foto. In 1956 werd ik geboren. Toen mijn ouders hun zilveren bruiloft vierden, was ook zij van de partij. En nu heb ik twee boeken van hun beide zoons in huis. De kunstcatalogus van oudste zoon Bas Jan Ader kocht ik in het Van Abbe museum (Eindhoven). Daar lag toen een kopie van de Guppy3, het minizeilbootje waarmee hij de Oceaan overstak in 1975. Het spoelde negen maanden later onbemand aan: Bas Jan maakte intense kunst. Daarbij heeft hij zichzelf nooit gespaard. "Bas Jan maakte intense kunst. Daarbij heeft hij zichzelf nooit gespaard." Erik werd twee jaar na zijn broer en twee weken na de moord op zijn vader geboren. Nooit gekend, nooit gemist? In zijn boek reist hij zijn vader achterna. “Domie” was in 1935 naar Palestina gefietst. Tijdens die tocht werd hem de toestand in Europa helder; het nationalisme, het antisemitisme. Erik onderzoekt in zijn boek zijn vaders brieven, voetsporen en drijfveren; zijn geloof, zijn bevlogenheid, zijn moed en zijn positiekeuze. Vier eigenschappen? Misschien valt geloof samen te vatten in de laatste drie. Dan hebben beide broers het geloof van hun ouders geërfd. Zeker, wanneer je hun totale ervaring van het zeezeilen als mystiek beleeft. Drie indrukwekkende boeken. Dominee Ader heeft samen met zijn vrouw 300 joodse Nederlanders gered. Zij gelden in Israël als helden. Er is een gedenksteen; er is een bos naar hen genoemd. Erik is de geredde onderduikers en de gedenkplekken daar gaan opzoeken. "Het boek is bij vlagen onverdraaglijk, maar: we moeten het weten, het moet tot ons doordringen." Hij botste met het Zionistische fundamentalisme; met de verdrijving en onderdrukking van de Palestijnen. Erik beschrijft het verhaal van het bos van zijn vader; dat het geplant blijkt op het terrein van door de bezetter vernielde olijfboomgaarden. Tien jaar geleden plantte hij een nieuw bos van 1000 olijfbomen op Palestijnse grond, met een gedenksteen ter nagedachtenis aan zijn vader. Het is een geschiedenis die we moeten volgen, want de nederzettingen rukken op en kolonisten vernietigen systematisch alles wat Filistijnen hoop zou kunnen bieden. Het boek is bij vlagen onverdragelijk, maar we moeten het weten, het moet tot ons doordringen: “Het bloed van Abel roept nog steeds tot ons geweten: Wie ’t zingend overstemt, is Kaïns deelgenoot (lied 272 3e couplet)”. Geloof is een houding; is het houden van mensen; eist verzet waar mensenrechten worden vertrapt. Ivo de Jong Zie ook: www.krik.nl Ieder Bijbels pinksterverhaal begint met het slot. De harten zijn op slot, omdat de beweging van zijn inspirator beroofd is.De deuren op slot “uit angst voor de andere Joden”.
De beweging van 'De Weg' (zo werden de christenen bedoeld) zit op slot. Er is geen beweging meer in te krijgen. Alles zit vast, wacht, op slot, roest vast. Zo begint Pinksteren met zo min mogelijk opening, maar met onmacht, angst, kleinheid, je gedeisd houden, met wantrouwen. Met afstand en met onbegrip. Zo gelezen is Pinksteren het verhaal van alle tijden en van alle mensen! Als er iets nodig is deze coronatijd, dan is het verbinding, ventilatie; innovatie; begrip, en moed. De hele wereld hunkert. Vandaar dat een werkelijk Pinksteren een “Feest van de Geest” zal zijn. De geest die waait waarheen ze wil, de geest die ruimte vindt in een kier, in een barst. De Geest van het reizen, van avontuur - en van op de tocht staan. Rust roest; de Geest smeert ‘m. "Ik zag Geest ingepakt, opgesloten, stapelbaar en heb daar een preek over gemaakt." Vier jaar geleden fietste ik voor het eerst in de buurt van Pernis, het was de tijd vlak voor Pinksteren. Ik zag toen deze containers en daar moest ik iets mee. Ik zag Geest ingepakt, opgesloten, stapelbaar en heb daar een preek over gemaakt. Die containers deden me denken aan een van de alleroudste ster-reclames. Tanja Koen opende een pak vacuüm koffie (Supra?). Je hoorde een “swoeshhh” – geluid, want luchtdicht kreeg adem, de container ging van het slot. Het containerbedrijf Geest is onzichtbaar geworden. Het van origine Nederlandse bedrijf is overgenomen door Samskip uit IJsland. Daar kun je dan als dichter dan een prachtig verhaal van maken, wat “Samskip” is IJslands voor configuratie, oftewel groeizame samenwerking tussen verschillende en vooraf aparte componenten. Precies dat dus, waar de bijbelse Geest voor staat. Wat vacuüm geperst was, luchtdicht en afgesloten, wordt geconfigureerd in een groter geheel. Dertig jaar geleden waren er nog dictaturen in Portugal, Griekenland, Spanje, Zuid Afrika. Er liep een muur door Noord-Ierland en een andere door Berlijn. Dat blijft zo totdat iemand de geest krijgt. De Geest uit de fles, zeggen ze dan. Het kan altijd; zeker met Pinksteren. Veertig dagen na Pasen kwam het vertrek van Jezus hard aan: Hemelvaart. Nu stonden we er alleen voor. Hier komt de uitdrukking “in zak en as” vandaan: we kunnen, dachten we, niet zonder leider, zonder echtgenoot, zonder dominee, zonder sterke leider, zonder bewijzen, zonder zekerheden: je voelt je slachtoffer; in zak en as. Als je dan de Geest krijgt, dan heet dat: in vuur en vlam. "Iemand krijgt weer de Geest. Iemand ziet ineens het grote geheel, en gaat open en opent daardoor weer anderen." Pinksteren – pink – is Grieks (pentecosta) voor vijftig; vijftig dagen na Pasen. Iemand krijgt weer de Geest. Iemand ziet ineens het grote geheel, en gaat open en opent daardoor weer anderen. Een medemens maakt een levend mens van iemand die vast zat. Neem het begin van de Bijbel: Genesis. Wording betekent dat. Door inspiratie - inblazing - wordt de mens pas een levend wezen. Door een kus. Door nabijheid. Door mond-op-mond. Zo wordt een huis een thuis, een gebouw een kerk, een lichaam een mens. Vat vacuüm was, wordt verlost. Pinksteren, dat is: alle mensen samen, amen. We kunnen elkaar verstaan. De lammen en de hulpverleners, joden en christenen, moslims en hindoes, armen en rijken. Je vindt ze samen in het bestellijstje dat Lucas geeft in het Handelingenverhaal. Het is niet langer “de straat tegen de staat” zoals Sandra en ik het in Chili tegenkwamen. Maar - er ontstaan gesprekken, een verstandhouding. Vandaag kleuren de kerken rood. De kleur van vuur; de kleur van bloed; de kleur van Liefde. Het rood van Pinksteren betekent: Positief denken. Niet je kop gek laten maken door het nieuws dat nou eenmaal kickt op zwart en zwart wit en slecht spreken van anderen. Pinksteren is niet: angst aanjagen, maar: hoop inblazen. "Pinksteren is heel dichtbij! Pinksteren is het feest van het enthousiasme. Van het verbinden." Pinksteren is het meest ondergewaardeerde feest in de kerken. Als er geënquêteerd wordt naar kennis van het christelijk geloof, dan weet maar 10% waar het Pinksterfeest vandaan komt. En dan nog krijg je antwoorden als: “Uitstorting van de Heilige Geest”. Maar - Pinksteren is heel dichtbij! Pinksteren is het feest van het enthousiasme. Van het verbinden. Van ontmoeten. Van God incognito. De Pinkstergeest, de wind die in Genesis 1 over de wateren zweefde, is eindelijk neergedaald - als een duif op zijn nest, als een vlam op de hoofden. Ineens blijkt dat mensen elkaar kunnen aanspreken en verstaan. Staan we voor elkaar in vuur en vlam. Krijgen de slechteriken de wind van voren en de slachtoffers de wind in de rug. Dat is Pinksteren. Pinksteren is heet is het meest ongrijpbare feest van de grote drie; het meest vrije, misschien het meest vrijzinnige. Immers viert Pinksteren de zelfstandigheid van mensen en hun kunst elkaar te verstaan ondanks taal- en culturele verschillen. Pinksteren is het geboortefeest van de kerk. Vijftig dagen na Pasen – staan we zelf op. Zijn we zelfstandig. Krijgen we de Geest; verstaan we elkaar; verbinden we. De kerk in Schiedam aan de Westvest is groter dan die van Briel; dus we gaan het weer proberen op 7 juni. Binnenkort komt Brielle ook weer. Het komt zeker weer goed...! Op de Pinksterdag stonden de mensen van de weg op uit hun verlamming. Het rouwen was over. We laten de toekomst niet aan de geschiedenis. Het virus, het slot, de dood, de dictator krijgt het laatste woord niet. In Gods naam gaan we verder met het bezielen, beademen en configureren van deze aarde. Kwetsbaar, en dus sterk. Ontvankelijk, en dus aanstekelijk. Van mijn vriendin Betsie hoorde ik het volgende verhaal over haar zoon. Tom had haar de stuipen op het lijf gejaagd. Dat ging zo. Tom had gezegd: “Mama ik wou dat ik dood was." Betsie had van verbijstering bijna de auto gestopt en gezegd dat hij zoiets niet mag zeggen. Hij is pas zes!
Gelukkig had ze de tegenwoordigheid van geest om verder te vragen. “Waarom zeg je dat nou?” “Dan weet ik of jullie tegen mij liegen”, zegt Tom. “Wij! Maar waarom denk je dat we tegen jou liegen!?” “Nou, oma is dood en nu maak ik tekeningen voor haar. Maar volgens mij kan ze dat nooit zien uit de hemel. De hemel is veel te hoog.” “... denk jij dan ook zoveel aan oma?” “Ja.” “Tom.. voel jij dan óók dat oma er nog is?” “Ja, ik praat ook wel met haar, maar ik weet niet of ze me hoort”. “Ik praat ook nog met mama. Als ik dat doe, voel ik me weer wat beter. Het lucht op”. Tom knikt. Dan kijkt hij uit het autoraampje naar buiten. De lucht is bewolkt, maar zijn moeder zit naast hem. En ze liegt vast niet. Met een gerust hart gaat hij automerken tellen. "Tom heeft nog, zoals zoveel kinderen, een religieus talent." Tom heeft nog, zoals zoveel kinderen, een religieus talent. Het zijn “waarom” kinderen: ze vragen je de oren van het hoofd en het hart uit je lijf. Zo was ik ook (en zo ben ik misschien nog steeds). Betsie had dat talent ook bewaard. Merkwaardig, dat de antwoorden van de vaders vaak zo anders zijn dan die van de moeders. Mannen komen snel op de proppen met antwoorden. Ze zeggen iets als: "God was er altijd al" of "De mensen hebben God bedacht". Mannen zijn van nature probleemoplossers. "Mannen komen van Mars", heet dat. Pa’s antwoorden zijn vaak feiten die je gewoon moet aannemen. Vrouwen zoals Betsie pakken het anders aan: ze gaan naast hun kind zitten en delen de vraag: "Goh - wat moeilijk. Hoe kom je daar bij?" of: "Ik weet het niet, wat denk jij?". Hun manier van denken heet: Probleem delen,"problem sharing". Vrouwen komen van Venus. Problem solving - problem sharing. De mannelijke kerk tegenover de vrouwelijke vorm van het delen van de vragen. Met oplossende antwoorden kom je vaak aan uit verlegenheid; om van die moeilijke vraag af te komen. Onze kerken zijn veel te vaak mannelijk geweest; we hebben de geest niet laten doorwaaien. Vrouwen weten misschien van origine dat God even dichtbij hun kinderen is dan bij zichzelf, dus gaan ze eerder naast ze staan. Nu zijn er zowel technische als theoretische vragen. Je hebt vragen zoals "waar het verhaal over de goede herder staat"; dergelijke vragen kun je prima "solven". Maar wanneer het over de beleving gaat, over de sfeer van het verhaal, over wat het verhaal van de goede herder zeggen wil, dan is “sharing” gepast. "Er komt weer ruimte voor mystiek, voor beleving; voor wijsheid, voor sfeer in plaats van uit-sluitende kennis." Theologie is te vaak de mannelijke wetenschap geweest waarbij de antwoorden automatisch in de catechismus te vinden waren. Hoe meer kennis je bezat, des te dichter je bij de waarheid stond. Dat waarheidsbegrip is aan het veranderen, zowel in de kunst als in de exacte wetenschappen. Er komt weer ruimte voor mystiek, voor beleving; voor wijsheid, voor sfeer in plaats van voor uit-sluitende kennis. Geloof floreert in kwali-tijd, in "intimi-tijd". Overigens: het Hebreeuwse woord voor kennen is: "Jada", en datzelfde woord wordt gebruikt voor vertrouwen en beminnen. Abraham bekende Sarah ... En overigens is de Geest in de Bijbel van het vrouwelijk geslacht. Steeds meer kerkmensen beseffen, dat het zo verbaal en theoretisch niet langer kan, omdat sfeer van levensbelang is. Steeds meer kerken voelen dat autoriteit van samen leren komt, en je niet van bovenaf mag worden opgelegd. "Toch menen veel volwassen mensen dat 'geloven' zoiets is als je verstand opofferen." Toch menen veel volwassen mensen dat ‘geloven’ zoiets is als je verstand opofferen: je bent gelovig, als je beweert dat er mensen op de wolken lopen, of dat de wereld achtduizend jaar oud is. Je bent gelovig, wanneer je jezelf belachelijk durft te maken met wetenschappelijke genomen onzin. Iemand vergeleek dit geloof eens met de even vreemde overtuiging dat er een kop en schotel rond de aarde zouden vliegen. Als je dat wilt geloven, mijn zegen heb je. Maar als geloof-waardig gesprekspartner heb je dan afgedaan. Als dat geloof is, dan valt er moeilijk over te praten ...! Nu zal ik niet ontkennen dat ook ik geloof in ‘niet overal gerealiseerde idealen, zoals gerechtigheid, een schone toekomst, of vrede op aarde. Ook geloof ik, dat iemand die het onderspit delft tegen de meerderheid, gelijk kan hebben: je kracht kan je kruis zijn. Maar daarover valt tenminste te praten. Geloven in is mijn credo, en veel minder: geloven dat. Zo van: ik geloof in Nederland, maar Nederland heeft lang niet altijd gelijk. "Geloven in is mijn credo, en veel minder: geloven dat." Terug naar Tom van zes met zijn oprechte twijfels. Zijn moeder had natuurlijk ook gewoon kunnen zeggen dat God alles kan. Maar dan was zij zelf over haar tax gegaan. Bovendien had ze het probleem van zich af geschoven. Het is vaak moeilijker je geloof uit te spreken tegenover een kind dan tegenover een volwassene. Toch wil je je geloof, die diepste drijfveer van je leven, met niemand liever dan met je kind delen! Veel ouders gaan pas naar aanleiding van die verrassend eenvoudige en razend moeilijke vragen van de kinderen nadenken over wat geloven is. Want ze geloven in hun kinderen. Betsie’s verhaal van Tom inspireert mij. Zij staat niet met antwoorden klaar - maar ze deelt zijn probleem. Zo is ze een geloof-waardige gesprekspartner. Dus voelde Tom zich serieus genomen. Zijn volgende vraag zal nog moeilijker zijn. Maar daar groei je van: als ouder, en als kind. |
AuteurIvo de Jong is voorganger van Vrijzinnigen Schiedam, Rotterdam en Brielle. Onder andere in het kwartaalblad Stemmen schrijft hij over alles wat er op zijn pad komt rond vrijzinnig geloven. ArchievenCategorieën |